Het is de eerste keer dat we deze kust aanlopen en we moeten even wennen aan de vele rotsen en de typisch Noorse bebakening. Maar die blijkt voldoende fool proof om zonder rotsen te raken de haven te kunnen aanlopen. Het lange daglicht helpt daar ook bij, het is al tegen tienen maar nog volop licht! We vinden een plekje aan een drijvende steiger in de rivier en maken vervolgens kennis met parkeermeters voor boten: op de kade staan zuilen waar je met je creditcard het havengeld geacht wordt te voldoen. Na aan onze verplichtingen voldaan te hebben kruipen we de kooi in voor een lange boerennacht.
Mandal blijkt de volgende ochtend een levendig plaatsje. De drijvende steigers en de kade langs de rivier liggen vol met zeiljachten en motorboten. Er zijn terrasjes, er zit een goede visboer aan de kade en het is ook nog eens prachtig weer. Toch willen we niet te lang aan de drukke en soms ook iets te levendige zuidkust blijven. De fjorden trekken.
Na een dagtocht door de scheren, die eindigt op een beeldschone ankerplek achter het eilandje Børø in de Rosfjord, maken we de sprong naar Stavanger, een slordige 100 zeemijlen verderop. Stavanger blijkt eveneens druk. Het kleine passantenkommetje in de stad ligt mudvol. Wij wijken uit naar de Stavanger zeilvereniging aan de overkant. Na een kort bezoek aan Stavanger varen we naar Jørpeland wat ons is aanbevolen als een goede uitvalsbasis voor een bezoek aan de Preykestol die 604 meter loodrecht boven de Lysefjord uittorent. We nemen in Jørpeland de bus naar de Preikestolhytta en klimmen van daaruit naar de imposante rots. Na die klim varen we in een aantal stevige dagtochten naar Bergen. We nemen de ‘binnendoor route’: een beschutte vaarroute achter de eilanden voor de Noorse kust die zich met slechts enkele onderbrekingen uitstrekt van Stavanger tot het hoge noorden. Deze route biedt beschut vaarwater en veel landschapsschoon maar veel zeilen konden we er niet. Wel vonden we er talloze prachtige en beschutte ankerplekjes waar je niets anders hoort dan de raven in het bos. De pilot van Imray en de Royal Cruising Club, blijkt een nuttige informatiebron bij het zoeken naar ankerplekjes.
Bergen is na al die rust wel weer even wennen. Vågan, de oude haven van Bergen, ligt helemaal vol. Doordat er veel relatief kleine motorbootjes liggen afgemeerd, is het even zoeken naar een geschikt plekje om onze 39 voeter langszij te knopen. Maar dat lukt uiteindelijk. We trekken een paar dagen uit om Bergen te bekijken. Dat komt goed uit, want we willen hier ook een scheur in het grootzeil laten repareren en zeilmakers blijken dun gezaaid buiten de zuidkust. De zeilmaker die volgens onze pilot in Bergen zou resideren, blijkt ver buiten de stad gevestigd. Gelukkig moet de man voor een klus in Bergen zijn. Hij kan ons grootzeil meenemen naar de zeilmakerij en ’s avonds weer gerepareerd aan boord afleveren.We liggen in Bergen afgemeerd tegenover het historische Bryggen, het oude gedeelte van Bergen met de karakteristieke kleurrijke houten pakhuizen. Hier meerden in de Hanzetijd onder andere de Nederlandse schepen af om handel te drijven. Bryggen staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO, siert ontelbare ansichtkaarten en wordt doorlopend overspoeld door bussenvol toeristen. Maar het is ook wel erg mooi. We wandelen ook nog naar de Grieghallen, de grote concertzaal, lopen watertandend over de vismarkt en benutten de aanwezigheid van een wasserette op de haven om een berg wasgoed weg te werken. En al die tijd bewijst Bergen dat het inderdaad de meest natte stad van Noorwegen is. Het is maar goed dat de wasserette ook over een droogtrommel beschikt.
Na een paar dagen in de drukte, vinden we het weer tijd om de stilte van de fjorden op te gaan zoeken. We varen via de Langenuen, een spectaculaire, smalle diepe fjord, naar de Hardangerfjord. We raken al snel onder de indruk van deze majestueuze fjord die wordt omzoomd door steile hellingen, waarboven spectaculaire wolkenluchten uittorenen. Bovenin de bergen ligt volop sneeuw. We brengen een aantal dagen door in de Hardangerfjord, varen korte stukjes, bussen naar de Folgefonn gletcher en maken lange wandelingen. De omgeving van de Hardangerfjord biedt een goed gemarkeerd wandelpadennet. We moeten echter wel flink aan de bak: het gaat soms echt bijna loodrecht omhoog. Maar de beloning is overweldigend. Zo zitten we na een lange pittige klim uiteindelijk bovenop de Vikanuten op 1065 meter boven het steigertje van Jondal, waar onze Vlieger ligt afgemeerd, met onze boterham over de Hardangerfjord uit te kijken. De Hardangerfjord biedt weinig ankermogelijkheden – het is er veel te diep - maar er zijn verschillende haventjes waar je goed met een zeiljacht terecht kunt. Havenmeesters hebben we er niet gezien. Het is in Noorwegen gebruikelijk dat je het havengeld in de daarvoor bestemde enveloppe stopt en in een brievenbus gooit. Na de omgeving van de Hardangerfjord flink uitgekamd te hebben, zeilen we richting kust. We maken een stop op het beeldschone eilandje Espevaer en zeilen dan, met nog enkele mooie ankerstops, naar Skudenesshavn van waaruit we de reis terug naar Nederland aanvaarden. We beginnen met een straffe zuidooster en hakken tegen een bokkige zee zuidwaarts. Gelukkig kunnen we na anderhalf etmaal dankzij een naar noordwest gedraaide wind, de schoten vieren en de kluiver uitbomen. Dat gaat een stuk gemakkelijker. Langzaam maar zeker neemt de wind af. Met nog een kleine 50 zeemijlen te gaan, moet de motor erbij. We leggen de 380 zeemijlen naar de ingang van het Zuider Stortemelk uiteindelijk in een kleine drie etmalen af. Enkele dagen later meren we de Vlieger weer af in haar thuishaven in Lelystad. Het was onze eerste, maar beslist niet laatste reis naar Noorwegen.