Vlieger naar de Lofoten


Geïnspireerd door de reisverhalen van meerdere zeilers die ons voorgingen, willen we onze wat langere verlofperiode gebruiken om een reis naar de Lofoten te maken. Ons oorspronkelijke plan is om via de Shetlandeilanden de Noorse kust ergens ter hoogte van Kristiansund aan te lopen. Maar zoals dat met plannen gaat, moeten we dit plan al snel bijstellen door het winderige begin van onze reis.

Na een dag verwaaid liggen in Oudeschild ontstaat er een mooi weergaatje dat echter niet groot genoeg is om Shetland te halen. Omdat we niet het risico willen lopen verwaaid te komen liggen in Aberdeen of Peterhead, en omdat Tananger wel haalbaar moet zijn voordat de wind weer uitschiet, besluiten we rechtstreeks naar Noorwegen te zeilen. Het weergaatje blijkt echter aan de krappe kant. Na iets meer dan drie etmalen lopen we met een tot 35 knopen uitschietende wind de Noorse kust aan met een indrukwekkende zee achterop. Het is stikdonker en we zijn druk op lichten aan het peilen om zonder op rotsen te lopen de haveningang van Tananger te vinden. Met het eerste daglicht lopen we binnen.

Op weg naar het noorden


Inzoomen 
Na een dagje lummelen en een goede boerennacht beginnen we aan de reis noordwaarts. Het slechte weer maakt dat we besluiten de “binnendoor route” te nemen. Deze loopt mooi beschut achter de eilanden voor de kust, door de fjorden en sunds. Op de open, onbeschutte stukken, zoals de beruchte Sletta, krijgen we het echter nog stevig voor de kiezen. 
 
We varen dit seizoen voor het eerst met een plotter en elektronische kaarten van Navionics. Hoewel we enthousiast zijn over hoe makkelijk dit de navigatie in wateren zoals de Noorse maakt, lopen we toch ook wel tegen onhebbelijkheden van de Navionics kaarten aan. Essentiële nautische informatie is vaak pas na stevig inzoomen zichtbaar – de noodzaak in te zoomen hebben na de crash van de Vestaswind natuurlijk scherp op het netvlies – en we missen enige systematiek in wanneer iets wel op wat kleinere schaal zichtbaar is, en wanneer niet. Verder ontbreekt soms belangrijke informatie, zoals hoogten van bruggen en is niet altijd zichtbaar of een weg die het vaarwater kruist over een brug gaat, of door een tunnel. Naast de Navionics kaarten hebben we, al wat oudere, papieren kaarten. Deels de bekende jachtensets en deels de onhandig grote kustkaarten. En voor de wat meer gedetailleerde informatie beroepen we ons op de Noorse cruisingguide van de Royal Cruising Club. 

Het licht Stabben bij Florø


Verder in dagtochten 
In stevige dagtochten varen we naar Florø. Daar steken we naar buiten de zee op om ruim om de beruchte kaap Statt en de eveneens als vervelend kustwater bekend staande Hustadvika heen te zeilen. Na een nachtje doorhalen lopen we Kristiansund binnen. Hoewel we hierdoor geen vertraging oplopen door op goede condities voor Statt en de Hustadvika te moeten wachten, valt het ons tegen hoe ver je naar buiten moet steken om in obstakelvrij diep water te komen. Eigenlijk loont dat alleen voor langere etappes (meerdere etmalen), maar dan zie weer niets van het mooie Noorwegen. 

Het mooie Noorwegen


Vanuit Kristiansund zeilen we daarom weer in dagtochten verder, onderweg genietend van een goede zeilwind en een werkelijk prachtige omgeving. Die goede zeilwind houden we tot we, ongeveer op de hoogte van Trondheim, een ankerstop maken in een prachtig baaitje op het eilandje Storfosna. Daar draait de wind naar het noorden en blijft daar vervolgens hardnekkig zitten. 

Koud! 
We moeten vanaf dat moment, tot we Bodø aanlopen, veel motoren. Het is nog juni, en het is nog redelijk rustig in de havens. Op de meeste plaatsen vinden we een drijvende steiger waar we de Vlieger kunnen vastmaken. Zoals aan het drijvende steigertje aan de voet van de Svartisen gletsjer aan het einde van de Hollandfjord. Maar behalve lekker rustig, is het ook nog behoorlijk koud. Omdat we inmiddels de Poolcirkel zijn gepasseerd, denken we dat dat er bij hoort. 

Het Poolcirkelmonument 

Volgens de Noren die we spreken is het echter een hele slechte junimaand en is het normaliter toch echt wel wat warmer. Bodø is een levendig havenstadje met een grote jachthaven. Voor veel zeilers is dit dé plek voor bemanningswissels. Het vliegveld ligt namelijk op loopafstand van de haven. De jachthaven is bovendien voorzien van alle gemakken. Dat en het slechte weer bieden een mooie gelegenheid om maar eens een flinke was te draaien. 

Stokvis 
Na een paar dagen knapt het weer op en steekt er een mooie zuidenwind op. Prima omstandigheden om de Vestfjord over te steken naar de Lofoten. We hebben Vaerøy, na Røst het meest zuidelijke eiland van de Lofoten, als bestemming uitgekozen. We treffen er in een hoek van de haven een klein jachthaventje met enkele ligplaatsen voor “gjeste”. Hoewel we wisten dat stokvis en de Lofoten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, raken we onder de indruk van de schaal van deze bedrijvigheid. 

Lofoten voor de boeg

Rondom de haven van Vaerøy staan over enorme oppervlakte houten stellages om stokvis te drogen. Als we er, na een flinke klim, op neerkijken merkt Marie-José op dat het net is of we vanuit het vliegtuig op het Westland met al zijn kassen uitkijken. Nu, eind juni, zijn de meeste stellages leeg. De kabeljauw, die in de winter wordt gevangen, hangt tot in het vroege voorjaar te drogen, en wordt dan naar voornamelijk zuid Europa geëxporteerd. Nu zijn het nog vooral de vissenkoppen, die afzonderlijk worden gedroogd,  die nog aan de rekken hangen. Deze blijken in deze periode te worden “geoogst”. De koppen worden van de stellages gehaald en in de laadbakken van shovels naar de pakhuizen gebracht. Het is een luguber beeld, die grote laadbakken vol vissenkoppen. 

Stellages vol met stokvis

Na een dag uitgetrokken te hebben om Vaerøy goed te verkennen, scharrelen we een eilandje verder: Moskenes. We passeren daarbij de roemruchte Moskestraumen, de maalstroom uit Edgar Alan Poe’s “A Descent into the Maelström” en Jules Verne’s “Twintigduizend mijlen onder zee”. We houden voor de zekerheid maar ruim afstand. Onze eerste stop op Moskenes is in het haventje van Sørvågen, waar we helemaal achterin het piepkleine haventje een drijvende steiger voor jachten vinden. Sørvågen ligt op loopafstand van Å, waar zich het stokvismuseum bevindt. Een bezoek aan dit sympathieke museum is zeer de moeite waard. Het geeft een mooi beeld van de wintervisserij op kabeljauw en het drogen ervan tot stokvis – de belangrijkste economische activiteit op deze eilandengroep. 

Het haventje van Sørvågen


Marken van de Lofoten 
Na Sørvågen staat Reine op ons verlanglijstje. De prachtige foto’s die we van dit haventje hebben gezien, maakt dat het al toen we alleen nog maar plannen aan het maken waren voor de Lofoten, als een magneet trok. Maar om eerlijk te zijn valt Reine ons tegen. Het haventje ligt inderdaad in een indrukwekkend decor van hoge bergen. Maar het is er ook verschrikkelijk toeristisch. We hebben het er al snel gezien en schuiven de volgende dag alweer een haventje op. Naar Nusfjord. 

Nusfjord

Nusfjord is een openlucht museum. Een beetje het Marken van de Lofoten. Maar op de een of andere manier op een sympathieke manier. We blijven er een dagje liggen om een mooie wandeling te maken. Na Nusfjord zeilen we na een stop in Henningsvaer, wat ook weer erg toeristisch is, naar Skrova. Daar hebben we afgesproken met Henny en Wim de Jong van de Sarabande. Skrova is, niet alleen door het leuke gezelschap, weer echt een leuk eiland. We merken dat de eilanden die via de weg met elkaar verbonden zijn, erg toeristisch zijn. De eilanden waar je alleen per boot kunt komen zijn eigenlijk veel leuker. Onze wandeling over Skrova brengt ons naar de noordkant waar we op Lille Molla uitkijken. Het baaitje aan de zuidkant van Lille Molla ziet er mooi uit. “Daar moeten we ook nog heen”, besluiten we. 

De steile pieken van de Lofoten


Maar eerst gaan we naar de Gulvika, ofwel de Gouden baai, op Store Molla. Een prachtplek waar een lokale watersportvereniging een steiger heeft aangelegd. We grillen er onze zelf gevangen visjes en genieten van het echte Robinson Crusoe gevoel. 

Onder zeil in de Vestfjord


Smal 
Na een stop in het wederom drukke Svolvaer, van waaruit de we Svolvaergeita beklimmen, gaan we naar de legendarische Trollfjord. We meren af aan het steigertje bij de waterkrachtcentrale. De Trollfjord is een indrukwekkend smalle, door hoge bergwanden omgeven, fjord. Regelmatig krijgen we bezoek van rondvaartboten met toeristen die ook van deze imponerende fjord willen genieten. Maar tegen de tijd dat de Hurtigruten de fjord binnenvaart, wordt het ineens echt druk met rondvaartboten. Het verhaal gaat dat de fjord zo smal is dat de passagiers op het grote cruiseschip de bergwanden vanaf het dek kunnen aanraken. Dat wil kennelijk iedereen wel eens zien. Als de drukte voorbij is slapen we in op het geruis van de waterval. 

De legendarische Trolfjord


En dan is het tijd voor dat mooie baaitje aan de zuidkant van Lille Molla. Een prachtige ankerplek: niet al te diep, zandbodem en vanuit alle windrichtingen beschut. Maar het allermooiste aan deze ankerplek zijn de zeearenden die in het hoge klif achter ons nestelen en op zee foerageren. Ze vliegen af en aan! Lille Molla is ook onze laatste stop op de Lofoten. We wenden de steven zuidwaarts en beginnen aan de thuisreis. We nemen de tijd om ook het gebied net ten zuiden van de Lofoten goed uit te kammen. Want eigenlijk is deze wirwar van eilanden minstens net zo mooi als de Lofoten. 

Voor anker bij Lille Molla


We bezoeken onder andere Landegode, Bliksvaer, Støtt en Rødø en wisselen vaardagen met stevige hikes af. Als we eenmaal weer de poolcirkel voorbij zijn, begint het pas echt als thuisreis te voelen. Nu nemen we echter ook de tijd om het stukje tussen Florø en Kristiansund, wat we op de heenweg oversloegen, mee te nemen. Hoogtepunten in dat gedeelte zijn wat ons betreft Alesund, met zijn beeldschone Jugendstil gebouwen, Runde, met zijn grote Jan-van-Genten-kolonie en Fröja waar je heerlijk kunt wandelen. 

Weer zuidwaarts, bij het eiland Villa


Naar huis 
Uiteindelijk belanden we in Skudeness, onze laatste haven in Noorwegen. Pittige stormwaarschuwingen houden ons hier enkele dagen vast. We krijgen weer gezelschap van de Sarabande en maken met Henny en Wim nog een paar mooie wandelingen. Als de wind voldoende is geluwd maken we ons klaar om te vertrekken. Met de Sarabande – die met een defecte keerkoppeling kampt – op sleeptouw schuiven we de haven uit. 

Aan de kade in Skudeness


Buiten zetten we zeil. Hoewel het niet meer stormt, zijn de omstandigheden verre van optimaal. Er waait een straffe zuidzuidoosten wind en de eerste dagen schieten we daar tegenin kruisend niet echt op. Maar als de wind uiteindelijk wat doorkrimpt naar het zuidoosten, en uiteindelijk zelfs naar het oosten, kunnen we mijlen maken. Na ruim vier etmalen meren we af op Vlieland. Na een heerlijk dagje bijtanken, varen we via Stavoren terug naar onze thuishaven in Lelystad.

(We schreven dit verhaal voor het Jaarboek van de Kustzeilers. We publiceerden het, op verzoek van de Kustzeilers, ook op Zeilwereld. Over onze reis naar de Lofoten schreven we in Zilt-magazine het verhaal 'Weg van de snelweg. Pieken en dalen op de Lofoten').