Puur Natuur: Eilandhoppen op Shetland

Afgemeerd aan de pier op de Out-Skerries

‘Het is hartstikke druk’ zegt Marie-José als ze van het voordek weer naar de kuip loopt. Uit de mist doemen inderdaad meerdere mastjes op. Ik heb er nog niet zo veel oog voor. De in de mist gehulde aanloop van North Haven op Fair Isle eist al mijn aandacht. We hebben niet zo veel aan het advies uit de pilot om de Stack in lijn te houden met Sheep Craig. Die opvallende rots is namelijk helemaal niet te zien. Met één oog op het schermpje van de plotter en het ander in de mist turend scharrelen we voorzichtig naar binnen. Het blijkt inderdaad druk. We sluiten als derde boot langszij twee andere jachten aan. Dat hebben we hier nog nooit meegemaakt.

Sheep Craig op Fair Isle
Zodra de boot aan de kant ligt verwisselen we onze zeillaarzen voor stevig wandelschoeisel om te struinen op dit piepkleine eiland. Iedere keer opnieuw raken we diep onder de indruk van de rijke natuur. Anders dan veel andere zeilers, komen wij hier beslist niet alleen omdat Fair Isle zo’n handige tussenstop is tussen Orkeny en Shetland. We vinden het er heerlijk. Neem alleen al de duizenden zeevogels die er op de steile kliffen broeden: alken, zeekoeten en de koddige papegaaiduikers. Wat dieper het land in treffen we broedende Noordse sterns en zowel kleine- als grote jagers. Hun felle duikvluchten maken een wandeling tot een enerverende bezigheid.

Als we ’s avonds, na nog een mooie wandeldag, nog met de koffie in de kuip zitten te treuzelen, komt iemand vertellen dat we de volgende ochtend zullen moeten verhalen: er wordt een vrachtschip verwacht en dat moet tegen de kade kunnen afmeren om te lossen. Het brengt bouwmaterialen voor de herbouw van het enkele jaren geleden afgebrande Bird Observatory, een begrip op Fair Isle. Het werd al in 1906 opgericht om de vogeltrek te bestuderen. Want Fair Isle mag voor ons dan wel een afgelegen plek zijn, voor trekvogels is het een heus knooppunt.

North Haven op Fair Isle

Naast uitvalsbasis voor vogeltrekonderzoekers was het Bird Observatory voor zeilers de plek waar je een warme douche kon nemen en een pint bier drinken - een pub ontbreekt op dit mooie eiland. De herbouw brengt nu echter de nodige drukte met zich mee. Met twee mooie wandeldagen in de benen besluiten we daarom de komst van het vrachtschip maar niet af te wachten en de volgende ochtend onze reis noordwaarts voort te zetten.

Simmer Dim
Het wordt een mooie zeiltocht. We zeilen ruim om Sumburg Head heen om niet in de beruchte Sumburg Roost verzeild te raken. Want hoewel de getijdestromen tussen de Shetland eilanden over het algemeen weinig voorstellen, zijn er een paar plekken waar zich vervaarlijke races vormen. De Sumburg Roost rondom de zuidpunt van Mainland is er ééntje van. 

Sumburg Head
Eenmaal de kaap voorbij zeilen we de Grutness Voe in, waar we het anker laten vallen. De pilot noemt als enige minpuntje van deze mooie beschutte baai dat het er lawaaierig kan zijn vanwege het nabij gelegen vliegveld. Daar blijkt geen woord van gelogen. Door de af- en aanvliegende helikopters kunnen we elkaar nauwelijks verstaan. Toch besluiten we te blijven: Grutness Voe is een uitgelezen plek voor een wandeling naar Sumburg Head. We pompen de bijboot op en torren naar de pier.

Sumburg Head is alweer een waar vogelparadijs. De kliffen zitten bomvol papegaaiduikers en zeekoeten; de walvissen laten zich vandaag helaas niet zien. Maar we hebben toch geluk: als we aan het einde van die middag weer aan boord stappen is de drukte op het vliegveld helemaal voorbij. We genieten van een mooie, en gelukkig ook stille, avond. De simmer dim, zoals de Shetlanders de mid-zomerperiode noemen waarin het ’s nachts niet echt donker wordt, houdt ons nog lang in de kuip.
Papegaaiduikers op Sumburg Head

Een dag later blaast een straffe zuidooster ons naar Lerwick. Eenmaal buitengaats is de zee behoorlijk onstuimig. Pas in de beschutting van het eiland Bressay wordt het wat rustiger. 

Dat geldt niet voor Lerwick: ook daar blijkt het veel drukker dan we hadden verwacht. Die ochtend is een ware armada van deelnemers aan de Bergen-Shetland race vertrokken voor de etappe terug naar Noorwegen. We hadden daarop gewacht, maar zelfs nu de wedstrijdzeilers zijn vertrokken is het nog behoorlijk vol. In de Small Boat Harbour kan er echt geen boot meer bij. Wij schuiven daarom maar het veel minder beschutte Albert Dock in en sluiten - wederom - als derde langszij aan.

Lerwick

Lerwick is een sfeervol stadje en één van de weinige plekken op de Shetlandeilanden met wat meer voorzieningen dan de meest basale. Er zijn grote supermarkten, de Boating Club heeft douches en een wasmachine voor bezoekende jachten en er zijn wat restaurantjes. Zeer de moeite waard is het Shetland museum, waar je je kunt onderdompelen in een boeiende expositie over de geologie, de natuur én de geschiedenis van deze eilanden. Wij blijven echter niet te lang in Lerwick. We zijn er vaker geweest en hebben zin om de rest van de archipel te verkennen.

Volstrekte eenzaamheid
‘Het is inderdaad net een walvis,’ merk ik op als Whalsay aan de horizon verschijnt. We zoeken onze weg tussen het met rotsen en kleine eilandjes bezaaide zeegebied wat zich vanaf de noordelijke uitgang van de Bressay Sound tot Whalsay uitstrekt. ‘Ja, een dwergvinvis met dat kleine rugvinnetje’, vindt Marie-José.

Het waren de Vikingers die Whalsay zijn naam gaven: Hvals Oy. Hval staat voor walvis en Oy voor eiland. Later verengelste het tot Whalsay. Vrijwel alle plaatsnamen op Shetland hebben zo’n Oud-Noorse oorsprong. Ze stammen uit de negende eeuw toen de Vikingen de eilanden koloniseerden; Shetland bleef vervolgens tot aan het einde van de Middeleeuwen onder Noors bestuur.

Wick of Gruting, Fetlar
Lang blijven we niet in de vissershaven van Symbister: er wordt voor een aantal dagen rustig weer verwacht, met een zuidelijke wind. Dat biedt een uitgelezen kans om het eiland Fetlar te bezoeken. Het verhaal gaat dat dit de eerste plek was waar de Vikingers op Shetland landden. Ze bleven er echter niet lang omdat Fetlar geen goed beschutte baai heeft. De twee baaien die het eiland rijk is liggen nogal open. Maar de Wick of Gruting, aan de noordkant van Fetlar, zou met zuidelijke wind en deining wel goede beschutting moeten bieden. We laten er het anker vallen in volstrekte eenzaamheid. Ons enige gezelschap is dat van een zeehond die een kijkje komt nemen en een paartje zwarte zeekoeten die rond de boot scharrelen. Even verderop zien we een paartje roodkeelduikers neerstrijken. Wat een prachtplek!

We laten onze bijboot achter op het strandje aan de kop van de baai en maken een mooie wandeling naar het Loch of Funzie. Daar zouden we rosse franjepoten moeten kunnen bewonderen, maar die laten zich vandaag niet zien. Dit gemis wordt echter ruimschoots gecompenseerd door de baltsende watersnippen die we doorlopend boven ons horen. Watersnippen maken, als ze verliefd zijn, in de vlucht een opmerkelijk zoemend geluid met hun staartveren.

Fetlar

De Noordelijkste
Maar dan moeten we verder: er wordt ander weer verwacht met veel wind die dan ook nog alle kanten opdraaiend met een over Shetland trekkende depressie. We besluiten een stukje noordwaarts op te schuiven, naar de Balta Sound op het eiland Unst. Die biedt beschutting voor wind uit alle richtingen. We gooien het anker uit tegenover het piepkleine haventje en hebben de baai weer helemaal voor ons alleen.

Unst is het meest noordelijke van de Shetlandeilanden en daarmee ook het meest noordelijke bewoonde eiland van het Verenigd Koninkrijk. Dat zullen we weten ook! De eilanders pronken flink met dat meest noordelijke van zo’n beetje alles. Er is onder meer het noordelijke post office, de noordelijkste kerk en het meest noordelijke hotel van het VK. En Unst herbergt ook de meest noordelijke vuurtoren van het VK. Eigenlijk staat die op Muckle Flugga, maar die rots ligt zo goed als tegen Unst aan. Daar doen we maar niet moeilijk over.

Geankerd in de balta Sound op Unst

Op kleine wandelafstand van onze ankerplek ligt het natuurreservaat Keen of Hamar. Het is een rare plek: het gesteente laat er nauwelijks plantengroei toe. We struinen rond in een woestijnachtig landschap. De planten die het in dit barre milieu wel uithouden zijn stuk voor stuk bijzonder. Iets verderop kijken we neer op een opgegraven longhouse, een boerderij uit de Vikingtijd. Unst is rijk aan sporen uit deze periode. ‘Misschien wel omdat Balta Sound wel een goede beschutte ankerplek is’ mijmer ik terwijl we ons bijbootje terug naar Vlieger sturen.

 

Op weg naar Yell

 Eigenlijk willen we nog naar de Out Skerries, maar de harde wind van de afgelopen dagen heeft een pittige zeegang opgebouwd. De aanloop kan nogal ruig zijn volgens onze pilot. De Out Skerries liggen ver ten oosten van de andere Shetlandeilanden en daarmee ook ruimschoots buiten de luwte die je met de overheersende westenwinden meestal aan de oostkant van de archipel vindt. Het lijkt ons daarom beter een dagje te wachten en de zee wat te laten uitrazen. We besluiten een tussenstop te maken en zeilen met een rifje in het grootzeil, in de luwte van Unst en Yell, naar de Mid Yell Voe. Ook hier vinden we weer een geweldige ankerplek: die voor elke windrichting beschutte we wederom voor ons alleen hebben.

Rollend naar binnen
Als we een dag later alsnog koers zetten naar de Out Skerries, blijkt het maar goed dat we een dagje gewacht hebben. Naarmate we verder uit de beschutting van Yell zeilen, neemt de zeegang toe. Eenmaal bij de Out Skerries ziet de aanloop via de aanbevolen North-East Entrance er angstaanjagend uit. Dikke golven breken met geweld aan weerzijden op de rotsen. We rollen letterlijk naar binnen, maar eenmaal daar varen we in volkomen vlak water naar de pier.

Out Skerries

De Out Skerries zijn eigenlijk een archipel op zichzelf. Ze bestaan uit drie wat grotere eilanden – Housay, Bruray en Grunay - en een heleboel rotsen. Housay en Bruray zijn door een brug met elkaar verbonden wat een mooie rondwandeling mogelijk maakt. Tussen de eilanden is het beschut, met ruimte om te ankeren. Toch besluiten we de Vlieger langszij de pier te knopen en de piermaster meldt zich al snel. Hij blijkt ook de uitbater van het piepkleine winkeltje. Dat zou eigenlijk pas vanavond weer open gaan, maar hij wil het voor ons ook nu wel openen. Ik loop met hem mee om een broodje te kopen. Het aanbod blijkt uiterst beperkt, ook wat betreft het brood. We moeten het doen met een gesneden Hovis Soft White uit de diepvries.

Als we een dag later vertrekken, ligt de zee er bij als een spiegel. We zetten koers naar het zuiden: het is hoog tijd om weer eens een stukje huiswaarts te gaan.

Praktische info
Wie, zoals wij, hecht aan een papieren back-up voor de kaarten op het schermpje, is aangewezen op de kaarten van de British Admiralty. Er zijn geen jachtenkaarten van Shetland. Dat geldt ook voor de overzeilers van de centrale en noordelijke Noordzee. Door de oprukkende windparken verouderen kaarten snel.
Om in Shetland rond te zwerven is de door Imray uitgegeven Orkney and Shetland-pilot van de Clyde Cruising Club onmisbaar. Deze pilot beschrijft in detail alle prachtige haventjes, pieren en ankerbaaitjes die Shetland rijk is. De Reeds is maar beperkt bruikbaar. Eigenlijk wordt alleen Lerwick daar goed in beschreven.
Het piepkleine winkeltje op de Out Skerries is niet als enige piepklein De meeste eilanden herbergen een kleine gemeenschap en als er al een winkeltje is, is het assortiment vaak erg beperkt. Het is dan ook verstandig voldoende voorraden aan boord te hebben. Dat geldt eveneens voor water en diesel. Lerwick biedt alles wat nodig is om met voldoende proviand, diesel en water de archipel te gaan verkennen. Wat de Shetland eilanden aan voorzieningen en terrasjes tekort komen, wordt voor ons ruimschoots goedgemaakt door de rijke natuur.

Dit verhaal verscheen in Zeilen van maart 2024.