vrijdag 4 januari 2008

Zomer 2007: Kanaaleilanden en Bretagne

Ken je die van die zeilers die naar Noorwegen zouden zeilen? We zouden deze zomer naar Noorwegen zeilen. Vrienden hadden ons een indrukwekkende stapel Noorse zeekaarten geleend en daarmee min of meer onze zomerbestemming bepaald. Maar het pakt anders uit. Een hele stoet venijnige depressies zorgen voor erg veel wind, en dan ook nog hardnekkig uit de verkeerde hoek. Onze NAVTEX blijft maar stormwaarschuwingen voor de Noordzee uitspuwen.

Intussen zien we op de weerkaarten dat het Kanaal zich comfortabel onder de invloed van uitlopers van het Azoren Hoog bevind. Daar is het dus wel mooi weer. Langzaam maar zeker rijpt er een plan B. Want hadden we ons, enkele jaren geleden alweer, op de weg terug van de Azoren, niet voorgenomen nog eens terug te zeilen naar Bretagne? En werd het ook niet eens hoog tijd de Kanaaleilanden te bezoeken? En was het tot slot ook niet zo dat we ons hadden voorgenomen om de kille schoonheid van het noorden het ene jaar, af te wisselen met zuidelijker en wat warmer bestemmingen het andere jaar? En waren we intussen niet toch al weer twee jaar op een rij noordwaarts gezeild? Dus toen het na een week wachten, we liggen intussen in Oudeschild, er nog niet op lijkt dat er op afzienbare termijn een bruikbaar weergaatje komt, besluiten we het roer letterlijk om te gooien. Zuidwaarts richting Bretagne.

Maar terwijl het op de noordelijke Noorzee stormt, verloopt onze reis zuidwaarts op een sukkeldrafje. De wind komt alsmaar niet boven de 15 knopen. Behalve als we eenmaal ons anker hebben uitgegooid in Bray Harbour op Alderney. Tot onze frustratie zit er dan ineens een dikke zes uit het noordoosten in de voorspelling. En dat is nu net de enige richting waarin Braye Harbour vol open naar zee ligt. Onze eerste nacht op Alderney wordt aldus een onrustige! Gelukkig ligt onze Vlieger stevig achter het anker. We maken er een gewoonte van het anker op de motor goed vast te trekken. Maar links en rechts van ons is het paniek als ankers begonnen te krabben.

De volgende ochtend als we, na een heerlijk rustig ontbijt in het zonnetje in de kuip, met een kop thee nog wat over de haven uit zitten te staren, valt ons oog op een zeiljacht dat wat verderop raar tussen de moorings schuift. Het blijkt losgeslagen; de twee dikke nylon lijnen waarmee de boot was vastgemaakt aan een mooring zijn volledig doorgeschavield. Samen met onze buren weten we het weer af te meren aan een vrije mooring. Als we later die ochtend de wal op gaan, waarschuwen we maar even de havenmeester. Die blijkt als we 's avonds weer aan boord komen de eigenaar van het schip te hebben kunnen bereiken. En die is ons zo dankbaar dat hij een doos hele mooie champagne als dank bij onze buren heeft achtergelaten, die op hun beurt de helft van de flessen bij ons brengen. We kunnen voorlopig wel even vooruit met oud en nieuw.

De volgende dag glippen we mooi op de kentering door de Swing, het smalle stuk water tussen Alderney en het eilandje Burkoe. De gierende stroom wil daar nog wel eens een vervelende zee veroorzaken. Zelfs op de kentering en in vrijwel windstilte staan er rare rafelingen. Jan-van-Genten vergezellen ons op weg naar Guernsey. We hebben maar net genoeg wind om te zeilen, maar dankzij de harde stroom schieten we toch mooi op. Aan het eind van de ochtend spoelen we letterlijk de Little Russel in.

Even later liggen we aan de waiting pontoon voor het dock van St. Peter Port. Het water zal pas in de loop van de middag genoeg stijgen om het dock in te kunnen. Het geeft ons mooi de tijd om de customs verklaring van het Baljuwschap Guernsey in te vullen. De kanaaleilanden maken namelijk geen deel uit van de EU, en al helemaal niet van het Schengengebied. Ze vormen een behoorlijk zelfstandig deel van het Verenigd Koninkrijk. Het Britse Parlement heeft er geen zeggenschap en de eilanden hebben behalve hun eigen customs, ook een eigen – en naar het schijnt erg aantrekkelijk - belastingstelsel.

Op de een of andere manier hadden we ons een beeld van St. Peter Port gevormd als zijnde een mondaine, luxe wereld. Maar dat valt nogal mee. De haven wordt overwegend bevolkt door het gewone verwaaide zeilersvolk met hele gewone boten en St. Peter Port blijkt een leuk en gezellig druk stadje. Zelfs het havengeld valt ons mee.

Guernsey blijkt een uitstekend openbaar vervoer systeem te hebben. We maken er dankbaar gebruik van om het eiland te verkennen: lopen een flink stuk van het kustpad, verkennen een ander gedeelte per fiets, en kunnen na twee dagen niet anders dan concluderen dat we Alderney veel mooier vinden. Guernsey is namelijk behoorlijk dicht bebouwd. Het aantrekkelijke belastingstelsel lokt kennelijk vele welgestelde Britten en dat brengt veel bouwactiviteiten met zich mee.

Tegen de tijd dat we Guernsey wel zo'n beetje hebben bekeken, kondigt zich slecht weer aan. We waren eigenlijk van plan om van Guernsey naar Lezardrieux in Bretagne te zeilen. Maar dit zou kruisen worden, waardoor we waarschijnlijk niet voordat de storm losbarst binnen kunnen zijn. Omdat we het op Guernsey eigenlijk ook wel hebben gezien en we geen zin hebben er nog een paar dagen vast te komen, besluiten we Jersey aan ons lijstje te bezoeken Kanaaleilanden toe te voegen.

Het wordt een hele mooie zeiltocht. We vertrekken met een rifje in het grootzeil, maar dat kan er tegen de tijd dat we Jersey naderen uit. Met een rustig windje, en een straffe stroom onder de kont, glijden we langs de zuidkust van Jersey naar St. Helier. Daar blijken meer zeilers de beschutte haven te hebben uitgekozen om voor de storm te schuilen. Gelukkig passen we allemaal in het dock. Die nacht giert de wind weer door het want.

Na een winderige en regenachtige dag in St. Helier, een flinke stad met een prachtige overdekte markt en een bijzonder goed gesorteerde vismarkt, buiten we de weersverbetering een dag later uit om per bus en wandelend Jersey te verkennen.

We hebben de Kanaaleilanden dan wel gezien en willen naar Bretagne. Het weerbericht belooft een west tot noordwesten wind en dat maakt dat Lezardrieux prachtig bezeild is. We kunnen vanwege de stroom pas na de middag vertrekken, maar moeten de ingang van de rivier Trieux, waaraan Lezardrieux ligt, makkelijk voor donker kunnen aanzeilen. Eenmaal buiten blijkt de wind echter uit het zuidwesten te waaien. En zelfs met het tij onder de lijboeg is Lezardrieux niet bezeild. Dat wordt dus niets. Als we moeten kruisen, dan redden we het niet voordat de stroom kentert. En met wind en stroom tegen wordt het gegarandeerd nachtwerk! En we zien het niet zo zitten om de met rotsen bezaaide riviermonding in het donker aan te lopen.

We besluiten daarom een paar streken af te vallen en naar St. Malo te zeilen. Het stormachtige weer van de afgelopen dagen, en de nog steeds met een 20-30 knopen waaiende wind, zorgen voor een onstuimige zee. Daarmee wordt het een mooie pittige zeiltocht.

Als we de volgende dag St. Malo bezoeken en een prachtige wandeling maken over de oude stadsmuren, zijn we blij dat de wind ons deze hoek in duwde. Het was jammer geweest als we deze prachtige stad hadden overgeslagen. Zo zie je maar.

Maar dan gaat het toch echt gebeuren. Drie maal is scheepsrecht. Het waait wederom stevig als we St. Malo achter ons laten. Maar Lezardrieux is met de nog steeds uit het zuidwesten briesende wind met een knik in de schoot mmoi bezeild. Onze Vlieger stuift op rompsnelheid in een wolk van schuim, westwaarts. Het is prachtig zeilen.

Tegen de tijd dat we de Trieux aanlopen zakt de wind jammer genoeg in en gaat het miezeren. Gelukkig trekt de miezer na een tijdje op zodat we het prachtige decor dat we inzeilen kunnen zien. Verspreide rotsformaties omzomen het Chenal du Ferlas, een van de routes waarlangs je van zee de rivier kunt op zeilen. Een hele trits bakens wijst ons de weg tussen de rotsen naar binnen. Seaclear helpt ons bij de navigatie. Toch wel makkelijk zo’n symbooltje op de kaart wat aangeeft waar je zit.

Eenmaal op de door bossen omzoomde rivier pikken we een mooring op. We liggen op een idyllisch plekje. Als ik ’s avonds voor het slapen gaan nog even naar voren loop om te kijken of we goed aan de mooring liggen, hoor ik bosuilen in het bos op de oever.

Het weer laat zich echter van een bijzonder onvriendelijke kant zien. Buiten op zee moet het slecht toeven zijn. Onze Navtex spuwt weer de ene na de andere waarschuwing uit. We schrijven de Scilly eilanden maar af. Het is echt veel te onstuimig om die eilandengroep met haar open ankerbaaien op te zoeken. Bovendien hebben we het erg goed naar onze zin op de Trieux. De rivier en haar omgeving zijn werkelijk prachtig.

Als we zo langzamerhand aan de terugreis beginnen te denken, nestelt de wind zich in de oosthoek. En daar zal die de komende dagen – zo lezen we uit de weerkaarten – hardnekkig blijven zitten. Hoezo overheersende zuidwestenwinden?

De thuisreis wordt dan ook een moeizame tocht. We hebben niet alleen tegenwind, maar ook een bijzonder wispelturige tegenwind. Het ene moment waait het niet meer dan 10 knopen. Dan trekt de wind in vrij korte tijd aan tot zo’n 25 knopen om na een tijdje weer tot minder dan 10 knopen in te zakken. Door de stevige getijde stroom bouwt zich snel een bokkige zee op die nog een hele tijd blijft doorstaan als de wind is ingezakt. Met onze Vlieger is zeilen met zo weinig wind en in zo’n bokkige zee uitgesloten. Er zit dus niets anders op dan maar weer de zeilen te strijken en de motor te starten. Waarna natuurlijk de wind weer aantrekt. We zijn er maar druk mee: motoren, zeil zetten, reven, rif er weer uit, zeilen strijken, motoren, zeil zetten ...

Uiteindelijk doemen de Hoogovens op boven de horizon. De laatste mijlen maken alles weer goed. Een lopend windje, een bezeilde koers, de zon en onze Vlieger die bruisend laat merken de stal te ruiken. En Bretagne? Daar moeten we beslist vaker naar toe.