Zomer 2014: Weerzien met Orkney

Voor de zomer van 2014 hebben we de Orkney eilanden als reisdoel. Het wordt een herbezoek. Ons eerste bezoek aan Orkney is al weer 15 jaar geleden. We vielen als een blok voor deze mooie noordelijke wereld met haar grootse natuur en aardige gastvrije mensen. Liefde op het eerste gezicht. Een plek om vaak terug te komen, zo namen we ons toen voor.

Toch vonden de bezoekjes daarna steeds op doorreis plaats: in 2006 toen we op weg waren naar de Faeroer en in 2010 op weg naar IJsland. Beide bezoeken waren kort en voerden ons naar Kirkwall wat een goede haven is voor een tussenstop. 

Daarmee bleven echter grote delen van Orkney onbekend terrein voor ons. Eén van de eilanden die we tot nu toe steeds hebben overgeslagen is Hoy. Dat komt omdat om naar Hoy te zeilen, de Pentland Firth overgestoken moet worden; een stuk water wat door de gierende getijstromen een vervaarlijke reputatie heeft. Maar ditmaal moet het dan maar eens gaan gebeuren.

Het is hoog zomer als we in onze thuishaven losgooien, het KNMI spreekt dreigende taal over zware onweersbuien en er staat nauwelijks wind. Alle reden om het rustig aan te doen. In enkele etappes zeilen we vanuit onze thuishaven in Lelystad naar Den Helder. Ondertussen koelt de atmosfeer wat af en gaat de onweersdreiging uit de lucht 

Vanuit Den Helder zetten we koers naar de Schotse kust. Er staat een noordoostelijke wind van rond de 15 knopen. Een nadeel van het mooie zomerweer in Noordwest Europa is dat warme vochtige lucht over het relatief koude zeewater richting Britse kust stroomt. En dat veroorzaakt daar vaak hardnekkige mist. Zo ook deze zomer. Terwijl we de Britse kust naderen benemen mistbankjes ons steeds vaker het zicht op de verre einder. De wind is intussen naar noordnoordoost gedraaid, zodat we onze koers langzaam maar zeker wat meer naar de Engelse noordoostkust hebben moeten verleggen. 

Tijdens de tweede nacht zakt de wind helemaal wind in. We zitten dan ter hoogte van Newcastle. We twijfelen. De enthousiaste verhalen van de deelnemers aan de Kleine Driehoek maken een stop in Newcastle een aanlokkelijke optie om daar te wachten op wind. Maar de gribfiles laten ook zien dat het de rest van de week blak zal blijven. We besluiten dat we dan net zo goed kunnen doorzetten, zodat we vlot op de Orkney eilanden terechtkomen. Dat is uiteindelijk onze bestemming. Hoewel we balen van het gebrek aan wind, genieten we van het zeeleven dat zich dankzij de vlakke zee goed laat zien. Zo spotten we, ondanks het nevelige en soms mistige weer, in één etmaal maar liefst driemaal dwergvinvissen vlak bij de boot. Dat maakt het saaie motorsailen weer goed. 

Na een kleine 3,5 etmaal onderweg te zijn geweest, lopen we een mistig Wick binnen. Daar blijven we een dagje hangen. Het zit potdicht van de mist en voor de oversteek van de Pentland Firth naar Hoy willen we graag zien wat we doen. Bovendien heeft onderweg de radar het begeven en de plaatselijke chandler blijkt die voor ons te kunnen repareren. 

Als de mist is opgetrokken vertrekken we richting de Orkneys. We hebben ijverig onze sommetjes gemaakt om het juist tijdstip van vertrek te bepalen. De Sailing Directions N en NE Schotland and Orkney Islands van de Clyde Cruising Club, blijken daarbij van grote waarde. Mooi op tijd ronden we Duncansby Head om daarna de beruchte Pentland Firth over te steken naar de Sound of Hoxa. Daar gaan we bakboord uit om bij het dorpje Long Hope, aan de zuidzijde van Hoy, een van de twee moorings op te pikken. 


Een praatje op de pier leert ons dat zich de volgende dag een uitgelezen kans voordoet The Old Man of Hoy te bezoeken. Dan rijdt namelijk de buurtbus door naar Hoy Kirk, van waaruit een mooie wandelroute naar deze opmerkelijke rots voert. Hoewel het met het vervoer wel goed zit, is het weer de volgende dag helemaal pet. Onze hoop dat het in de loop van de dag wel wat zal opklaren blijkt ijdel. Druipend keren we aan het eind van de middag terug aan boord, waar het dan toch nog opklaart.

Vanuit Hoy zeilen we door de Scapa Flow naar Stromness. Het is mooi weer en dankzij de Churchil Barriers, die Scapa Flow grotendeels van de Noordzee afsluiten, staat er ook weinig stroom. Het is er vreedzaam zou je haast zeggen, ware het niet dat de zeebodem hier bezaaid ligt met gezonken oorlogsbodems. Een heus scheepskerkhof. Stromness blijkt een leuk levendig plaatsje met een kleine jachthaven. Het biedt goede mogelijkheden om Mainland te bekijken met gehuurde fiets, auto of een ritje per lijnbus.


De grote rijkdom aan archeologie maakt enkele waldagen op Mainland namelijk beslist de moeite waard. En hoewel we ons tijdens een eerdere reis naar de Orkney’s al eens aan alle schatten uit de prehistorie vergaapt hebben, pakken we toch de fiets voor een stevige tocht door de westelijke helft van Mainland.

Daarna zetten we koers naar Westray. We zeilen in stevig weer langs de westzijde van de eilanden. Het is belangrijk je kaarten hier goed up to date te hebben, want op veel plaatsen wordt geëxperimenteerd met installaties om uit de golven energie op te wekken. Wij plukten de meest recente informatie van het prikbord in de jachthaven van Stromness. Tegen de tijd dat we Noup Head, het meest noordwestelijke puntje van Westray, ronden staat er een stevige puist wind. Dat maakt het afmeren in het piepkleine haventje tot een enerverend avontuur. De havenmeester wenkt ons naar een, voor ons achter vissersboten verscholen, ligplaats. Volledig vertrouwend op het inschattingsvermogen van de havenmeester schuiven we de Vlieger in het gaatje, waar we inderdaad prima kunnen liggen. 

Hoewel we eigenlijk van plan waren enkele dagen op Westray te blijven, besluiten we het mooie weer uit te buiten en meteen de volgende dag door te zeilen naar Fair Isle. Het wordt een prachtige zeiltocht. We trekken er daarna enkele dagen voor uit om op dit kleine vogelparadijs rond te struinen, maar houden intussen ook het weer goed in de gaten. Want ex-orkaan Bertha is onderweg en het haventje van Fair Isle is niet de beste plek om voor een flinke storm te schuilen. 

Na enkele mooie dagen belanden we met de bemanningen van de twee andere twee boten in het haventje, een Amerikaans en Brits jacht, in de kuip, met een mooie malt en de meest recente weerkaarten. We zijn het er snel over eens dat het tijd wordt op te krassen. Maar de beste bestemming blijft punt van discussie. Kirkwall heeft goede papieren, maar eigenlijk willen wij graag terug naar Westray. Hoewel Westray niet de meest uitgelezen plek is om meerdere dagen verwaaid te liggen, biedt de haven wel voldoende beschutting om veilig te liggen. Bovendien lijkt Bertha ook weer niet zo heel veel haast te hebben zodat we waarschijnlijk onze wandelplannen op Westray kunnen verwezenlijken, en daarna alsnog naar Kirkwall kunnen piepen. 

Terwijl onze buren de volgende ochtend koers zetten naar Kirkwall, zeilen wij, in een wederom prachtige, onstuimige zeildag, terug naar Westray. Onze wandelplannen op Westray worden echter gedwarsboomd doordat het hard en lang gaat regenen. We besluiten dan om, voor Bertha uit, ook maar naar Kirkwall te zeilen. Het ziet er naar uit dat we wel een paar dagen verwaaid zullen komen te liggen en dan heeft Kirkwall beslist meer te bieden dan het piepkleine Pierowall op Westray. 

Het is mooi rustig weer. De stroom sleurt ons door de Eday Sound, zodat we mooi op tijd voor de kentering Shapinsay ronden om ons op de eb naar Kirkwall te laten dragen. Daar is het intussen aardig druk met jachten die hier voor de storm willen schuilen. Bertha houdt ons inderdaad enkele dagen vast. We maken tochtjes, bezoeken met onze nieuwe vrienden de Highland Park distillery, lummelen op de haven en vermaken ons met de discussies op de steiger over wanneer er wel of niet vertrokken kan worden. 

Uiteindelijk blijken we het toch allemaal roerend met elkaar eens: de ochtend dat we losgooien loopt de hele haven leeg. Een hele sliert zeiltjes schuift via de Stronsay Firth de Noordzee op. Daar kiest ieder zijn eigen koers: naar Scandinavië, richting Inverness en wij richting Den Helder. Met de kluiver uitgeboomd zeilen we zuidwestwaarts. De wind trekt ’s nachts stevig aan. Ter hoogte van Peterhead gijpen we en verleggen we de koers wat meer naar het zuiden. Het lijkt er namelijk op dat we tegen het einde van onze oversteek een harde zuidwester zullen krijgen en door nu wat zuidelijker aan te houden maken we weliswaar een omweg, maar kunnen we straks als het gaat doorwaaien met een mooie knik in de schoot de verkenner van het Schulpengat aanlopen. 

In de eerste nacht komt de kluiver pardoes naar beneden, om naast de boot in het water te belanden. Pas na een stevige worsteling met de bijna 40m2 doek, we hebben de Vlieger bijgedraaid, lukt het om het zeil weer aan dek te krijgen. De volgende ochtend als het weer licht is, blijkt dat ik kennelijk bij het inscheren van de kluiver de sluiting van het val door maar één van de twee lussen in de tophoek heb gestoken. En die heeft het niet gehouden. Omdat de valsluiting helemaal bovenin de masttop is achtergebleven, is repareren niet zo zinvol. Want we zien het niet zitten om in deze zeegang de mast in te gaan om het val naar beneden te halen. Bovendien wordt er intussen zo veel wind verwacht, het MET-office verwacht een stormachtige zuidwester, dat we de kluiver toch zouden moeten indraaien. 

De wind zakt, voordat die naar zuidwest krimpt, helemaal in. Dat geeft ons mooi de gelegenheid de kluiver, die we aan dek hadden gesjord, onderdeks te stouwen. Kan die er straks tenminste niet afspoelen. Als de wind eenmaal de zuidwesthoek heeft gevonden, neemt de kracht snel toe. Na enkele uren hebben we er al het derde rif er in zitten. We zeilen er met diep gereefd grootzeil en stagfok mooi door. De Aries blijft onverstoorbaar sturen. We passen ons wachtschema aan zodat we wat kortere torns maken. Wel besluiten we onze bestemming te wijzigen. We gaan namelijk zo hard dat we veel te vroeg bij het Schulpengat zouden aankomen. En we willen daar met deze stormachtige zuidwester en ruwe zee, niet met wind tegen stroom naar binnen zeilen. Zeil minderen, om zo de boot af te remmen, trekt ook niet aan. De Vlieger loopt er namelijk met deze zeilvoering erg mooi door. We verleggen de koers naar IJmuiden. 

Vroeg in de avond lopen we IJmuiden aan. Hoewel de golven over de pieren slaan, valt de aanloop van de haven ons bijzonder mee. Het aanleggen is met de harde dwarswind wel weer lastig, maar we krijgen gelukkig hulp van een medezeiler. We zijn dan bijna 3,5 etmaal onderweg geweest en hebben ruim 500 mijl op het log. Via Amsterdam varen we een dag later terug naar onze thuishaven.