Zomer 2010: IJsland! (én Orkney, Faeroer en Shetland)

We hebben een lange zomer voor de boeg als we op Pinksterzondag losgooien en – uitgezwaaid door verschillende clubgenoten – de Houtribhaven uitvaren. We gaan op weg naar IJsland en hopen deze zomer een lang gekoesterde droom te verwezenlijken. 

We hebben de afgelopen dagen steeds intensiever naar dit moment toegeleefd. De vraag dringt zich dan ook op wanneer een reis nu eigenlijk begint. Is dat het moment waarop we losgooien in onze thuishaven? Of het moment waarop we de pieren van IJmuiden achter ons laten? Of begint zo'n reis eigenlijk al veel eerder en vindt er een geleidelijke overgang plaats ergens tussen het moment waarop de eerste plannen opborrelen en het moment waarop de Nederlandse kust langzaam maar zeker achter de horizon verdwijnt? 

Hoe dan ook, de afgelopen weken zijn we met een snel toenemende intensiteit bezig geweest met vertrekken. De laatste klussen aan de boot, het werk afronden en afscheid nemen van familie, vrienden en collega's. Marie-José haar collega's maakten daar nog een heel gebeuren van en illustreerden het proces dat we de afgelopen dagen hebben doorgemaakt in een treffende cartoon.

Maar nu moeten we eerst maar eens op weg naar IJmuiden. Als we een dag later tussen de pieren doorglippen staat er een zwak noordelijk windje. Volgens de weerkaarten zal dat de komende dagen ook niet veel anders worden. We stellen ons in op een lange oversteek. 

Weerzien met Orkney

De Orkney eilanden verschijnen als walvissen aan de horizon

De Orkney eilanden verschijnen als walvissen aan de horizon. Het is leuk de Orkney's weer aan te lopen. We hebben mooie herinneringen aan ons eerste bezoek aan deze eilandengroep. Dat was ruim tien jaar geleden en nog met ons Waarscheepje. Het was tijdens die reis dat we hevig verslingerd raakten aan het noorden.
We meren de Vlieger af aan de steiger in de haven van Kirkwall.

De reis die we achter de rug hebben verliep niet erg vlot. We werden geplaagd door een hardnekkig gebrek aan wind en het beetje wind dat we hadden blies bovendien ook nog vaak uit de richting waar we heen wilden. We hebben dan ook aanzienlijk meer mijlen gemaakt dan wanneer we een rechtstreekse koers hadden kunnen varen. Al met al hebben een goede 540 mijl op het log staan en die hebben we in bijna 4,5 etmaal afgelegd. Niet bepaald recordtijden.

Het buiige weer aan het einde van de oversteek maakte dat we voor de weinig mijlen die we zeilend konden afleggen ook nog behoorlijk druk zijn geweest met zeilwisselingen. Maar dat gaf wel wat afleiding en beweging! En dat laatste hielp goed tegen de kou, want de Noordzee is nog erg fris zo vroeg in het seizoen. Kunnen we vast wennen.

Tvoroyi, Faeroer
Onze volgende etappe brengt ons naar de Faeroer eilanden. Het is nog blak als we vanuit Kirkwall de Westray Firth uitmotoren maar eenmaal buiten verschijnen er rimpeltjes en kunnen we zeil zetten. De zuidoosten wind trekt vervolgens stevig door en al na twee uur zeilen trekken we het tweede rif erin. Er bouwt zich een ruwe en verwarde zee op. Maar we schieten wel mooi op zo. Na ruim anderhalf etmaal meren we in het holst van de nacht de Vlieger af aan de kade van Tvøroyri op Suderoy, het meest zuidelijke van de Faeroer eilanden. 

We hebben de Faeroer al eens eerder bezocht en hoewel het een prachtig gebied is, willen we nu zo snel mogelijk door richting IJsland. Dat betekent dat we maar één dag genieten van de gulle gastvrijheid van de havenmeester van Tvøroyri. De weersvooruitzichten zijn te mooi om ze niet uit te buiten. We gooien vroeg in de middag los om met het goede tij de zuidpunt van Suderoy te ronden. Daarna zetten we koers naar de Vestmannaeyjar, een groep eilanden aan de zuidkust van IJsland. We hebben 450 mijl voor de boeg door een stuk oceaan wat een ruige reputatie heeft.

 Noordelijke Atlantische oceaan: Raven Flokki

Onderweg van de Faeroer naar IJsland
Toen Flokki Vilgerdarson, beter bekend als Raven Flokki, in de negende eeuw van de Faeroer richting IJsland vertrok, had hij drie raven bij zich. Na enkele dagen zeilen liet hij de eerste raaf los. De raaf vloog terug in de richting waarvan ze waren vertrokken. Flokki wist toen dat hij nog niet halverwege was. Toen hij wat later de tweede raaf losliet, cirkelde deze enkele malen rond de boot en lande toen weer aan dek. Dat was voor Flokki het teken dat ze halverwege waren. Toen hij uiteindelijk de derde raaf losliet, vloog deze voor het schip uit weg. Flokki wist toen welke koers hij moest aanhouden om in IJsland uit te komen.
Wij hebben het een stuk makkelijker met de navigatie. De GPS vertelt doorlopend waar we ons bevinden. En anders helpen kompas en log, samen met een grote stapel zeekaarten, ons wel onze weg te vinden. We hebben dan ook geen raven meegenomen toen we van de Faeroer vertrokken.

Vestmannaeyjar: Ruziemakende trollen

Jan de Wind houdt zich gedeisd, blijft mooi uit het zuidoosten blazen en er hoeft maar één rifje in het grootzeil. Met nog een 100 mijl voor de boeg kakt de wind zover in dat we de motor starten. Na ruim 3 etmalen lopen we de Vestmannaeyar aan.

De smalle haveningang van Heimaey

Het verhaal gaat dat de Vestmannaeyjar eilanden aan de zuidkust van IJsland hun ontstaan te danken hebben aan twee ruziemakende trollen. Zij had hem op de koffie gevraagd. Maar in plaats van een genoeglijk samenzijn liep het koffiedrinken uit op onenigheid. De trollenman liep boos weg en dat vond zij zo onbeschoft dat ze hem handenvol stenen en gruis nawierp. Dat alles kwam in zee terecht en vormde de Vestmannaeyjar eilanden.
Moderne geologen houden het er op dat de eilanden een vulkanische oorsprong hebben. En dat lijkt een steekhoudender verklaring.

De eilandengroep ligt namelijk bovenop de Mid-Atlantische rug; de zone waar het Eurazische en Amerikaanse deel van de aardkorst langzaam maar zeker uit elkaar drijven. Het is een actief vulkanisch gebied. Op Heimaey, het enige bewoonde eiland van de eilandengroep, vond in 1973 nog een flinke uitbarsting plaats en werd een gedeelte van het stadje bedolven onder de lava. De lavastroom dreigde ook de haveningang af te sluiten. Door er echter met grote pompen miljoenen liters zeewater op te spuiten, en zo de lava af te koelen, kon een deel van het stadje worden gespaard en werd voorkomen dat de haveningang volledig afgesloten zou raken.

We varen door de smalle opening de enorme vissershaven in en meren de Vlieger af aan een drijvend ponton. Al snel meldt zich een douanebeambte op de kade. Hij wist dat we zouden arriveren omdat ons 24 uur voor onze aankomst in IJslandse wateren al moesten melden bij de kustwacht. Hoewel we verhalen hadden gehoord over strenge douanecontroles en gedoe over drankvooraden aan boord, hebben wij de formaliteiten vlot rond met deze vriendelijke beambte. 

Aan de steiger in Heimaey
De haven van Heimaey wordt omzoomd door hoge gitzwarte kliffen. Op de achtergrond torenen de vulkanen Helgafell en Eldfell (vuurberg) boven de bebouwing uit. De laatste ontstond bij de uitbarsting in 1973. We beklimmen de grote zwarte bult en voelen boven op de krater dat het gesteente nog warm is. 

Aan het eind van de middag melden we ons bij de bioscoop waar een film over de uitbarsting getoond zou worden. Hoewel we stipt op tijd zijn, is het nog opmerkelijk rustig in de bioscoop. Slechts één ander stel loopt met ons naar binnen. De foyer is wel open, maar alle loketten zijn hermetisch gesloten. Misschien is het beneden bedenken we. Of boven. Met ons viertjes gaan we op zoek en het andere stel komt uiteindelijk met een met verf besmeurde man terug. Die bezweert ons te wachten en snelt de bioscoop uit. Even later komt hij terug met zijn vrouw die ons de benodigde entreekaartjes verkoopt. Gevieren nestelen we ons ietwat in verwarring in de forse bioscoopzaal. De film blijkt echter bijzonder de moeite waard. 

Reykjavik

Olavs Kirka, Reykjavik
Na een paar dagen op Heimaey vertrekken we richting Reykjavik. Dat wordt weer een flinke trip. We hebben 150 mijl voor de boeg. Het zal ook een pittige trip worden met een straffe wind uit het zuidoosten. Dat is op zich een prima windrichting, maar het zal bij het ronden van het Reykjaness schiereiland wel even flink spoken. Het schiereiland heeft namelijk een fikse uitloper onder water. Het is mogelijk om dicht onder de kust het schiereiland te ronden, maar dat durven we niet aan in zuidoost 7 en de kans stroom tegen te krijgen en in brekende zeeën verzeild te raken. We maken daarom een ruimere bocht en passeren de kaap in wat dieper water. Ook daar staat nog een vervaarlijk hoge zee. Dat, samen met de gierende wind en de onophoudelijke regen maken het een enerverende oversteek. We zijn blij als we vroeg in de ochtend de haven van Reykjavik indraaien.

In Reykjavik ligt vlak bij het stadscentrum een steiger voor bezoekende jachten. Die blijkt echter helemaal vol te liggen met vissers- en rondvaartboten. Over bakboord zien we de steiger van de jachtclub van Reykjavik waar we zowel een Amerikaans als Duits jacht ontwaren. Kennelijk liggen de bezoekers daar. Er is bovendien nog plek aan de steiger en we besluiten daar voorlopig maar af te meren en eerst maar eens voor een paar uur slaap de kooi in te duiken. 

Geysir is gedoofd, maar Stokkur spuit nog

De jachtclub blijkt later die ochtend een prima plek om te liggen. Het is maar een klein stukje wandelen naar het centrum van Reykjavik. Het centrum is niet erg groot maar opmerkelijk levendig. 

Na Reykjavik verkend te hebben huren we een auto voor de zogenaamde Golden Cirkel. We bezoeken de Geysir, de Gullfoss waterval en Thingvellir, de historische vergaderlocatie van het IJslandse parlement. Het zijn de in elke reisgids beschreven bezienswaardigheden van deze hoek van het land, en je wordt er dan ook op elk punt nadrukkelijk aan herinnerd dat je niet de enige bezoeker aan dit mooie land bent. Als je dan echter, na je aan de spuitende Strokkur geiser vergaapt te hebben of het donderde geweld van de Gullfoss te hebben ondergaan, het parkeerterrein met bussen en souvenierwinkeltjes achter je laat, dan lijkt IJsland al weer zo goed als leeg. En het landschap onderweg is echt overweldigend.

Een echt bijzondere plek vonden wij Thingvellir. Hier zetelde niet alleen de 'Althing' - de wetgevende vergadering van de vrije boeren in IJsland, zeg maar de voorloper van het parlement - maar het is ook de plek waar de Amerikaanse en de Eurazische plaat uit elkaar drijven. Het gebied wordt doorsneden door scheuren. Je ziet bijna de plaattektoniek in werking. Fascinerend!

Sneafelsjokul: land van vuur en ijs

Sneafelsjokul vanuit zee

Na enkele dagen zeilen we verder naar Olafsvik aan de voet van de Sneafellsjokull. Het is wederom een fikse oversteek: bijna 100 mijl. Maar de straffe zuidoosten wind maakt dat het ook een vlotte oversteek wordt. Als we tegen middernacht de kust naderen steekt de witte puntmuts van de vulkaan al af en toe boven het wolkendek uit. Het is een magisch beeld. De Sneafellsjokull is de vulkaan waar Jules Verne de reis naar het binnenste der aarde laat beginnen. 

We beklimmen de oude vulkaan een dag later onder een strak blauwe lucht en in een stralend zonnetje. Hierboven is IJsland echt het land van voor en ijs, waar het zichzelf zo graag mee afficheert. De sneeuw steekt fel af tegen de gitzwarte lava. Moe, maar vol mooie indrukken, keren we ’s avonds weer terug aan boord.

Vestfirdir: ijskoud de mooiste

Vestfirdir voor de boeg
Vanaf de kade van Olafsvik hebben we een mooi uitzicht op de besneeuwde toppen van het noordwestelijke fjordengebied, de Vestfirdir. Dat wordt ons volgende doel. De zeiltocht er naartoe brengt ons boven de 66e breedtegraad. Twee etmalen zeilen over bakboord ligt de ijskap van Groenland en de temperaturen zijn daar ook naar. Het is ijs en ijskoud. De Vestfirdir zijn echter adembenemend mooi. We maken eerst een stop in het beschutte haventje van Bolungarvik van waaruit we een mooie en lange wandeling maken via het Tungudalur omhoog. Overal om ons heen horen we baltsende watersnippen. In het dal bloeit de Dryas, een arctisch plantje. Vanuit Bolungarvik zeilen we in een dagtocht naar de voet van de Drangajokull en vergapen ons aan de hoog boven ons uit rijzende gletsjer waar de wolken met veel geweld overheen kolken. Er waaien ons pittige valwinden om de oren als we daarna op alleen de stagfok naar de Veidileysufjordur zeilen waar we in volstrekte eenzaamheid ankeren. Om ons heen niets anders dan sneeuwvelden, watervallen en wild grasland. Verder is het hier leeg, er zijn geen wegen, er wonen geen mensen. Door de Drangajokull is het gebied over land nauwelijks bereikbaar. Het barre klimaat wat hier bovendien heerst, zorgde er voor dat in de jaren vijftig de laatste bewoners dit deel van IJsland verlieten. De enige levende wezens om ons heen zijn de eidereenden met hun kroost. Het is namelijk nog volop voorjaar hier in het noorden, ook al is het al eind juni.

Ten anker in de Veidileysufjordur
In de Vestfirdir komt de Imray pilot “Faroe, Iceland, Greenland” goed van pas. De fjorden zijn nauwelijks in kaart gebracht op de British Admiralty kaarten en, zo horen we, ook niet op de meer gedetailleerde IJslandse zeekaarten. In de Imray pilot zijn echter gegevens van onze voorgangers in schetskaartjes samengebracht, waar we dankbaar gebruik van maken in de soms verraderlijk ondiepe fjorden. Verder vonden we deze pilot weinig bruikbare informatie bevatten. Het IJslandse ‘Leidsögubók’, uitgegeven door de IJslandse hydrografische dienst is veel waardevoller. De IJslandse tekst is weliswaar grotendeels onbegrijpelijk, maar dat wordt meer dan goed gemaakt door de talloze kaartjes, luchtfoto’s en schetsen van de kust. 

De volgende ochtend hult ‘onze’ fjord zich in de mist en lage bewolking. Het is wederom bitterkoud en de wind raast onverminderd door het tuig. We liggen echter als een huis en merken als we ankerop gaan waarom. Het kost moeite het anker uit de keileem die de gletsjers hier in de fjord hebben afgezet, te breken. Prima ankergrond.

We zoeken de bewoonde wereld weer op en steken over naar Isafjordur. Daar blijven we een paar dagen om de omgeving over land te bekijken. Isafjordur is de eerste haven na Reykjavik waar we andere jachten treffen. We belanden met onze nieuwe zeilvrienden in een kroegje bij het visserijmuseum. Eventjes, zo hadden we ons voorgenomen. We hebben de volgende dag namelijk een fikse tocht voor de boeg. Maar als we buiten de bergen in een prachtig rood licht zien staan, realiseren we ons dat het al ver na middernacht is – ze worden verlicht door de midzomernachtzon. We duiken maar snel ons bed in.

Siglufjordur: het haringavontuur

Als we de volgende dag uit Isafjordur vertrekken voelen we ons allebei wat brak. Het koppige zeetje wat ons tegemoet springt als we de Ritur ronden, valt ons dan ook rauw op de maag. Gelukkig blijft het relatief rustig tot we de laatste kaap – Horn -  hebben gerond. Maar dan neemt de wind flink toe en varen we al snel weer onder gereefd tuig. Onze Vlieger springt vrolijk in de snel opbouwende zee. Wij reageren wat minder enthousiast. Na anderhalf etmaal kruisen maken we de Vlieger vast in de haven van Siglufjordur. 

Onderweg naar Siglufjordur

De volgende ochtend meldt de havenmeester zich. Hij zit een beetje met ons in zijn maag want hij verwacht twee grote trawlers en we liggen in de weg. Na enig overleg weet hij toch een plekje te vinden waar we kunnen liggen. De meeste IJslandse havens zijn niet ingericht op jachten. Alleen in Reykjavik troffen we een speciale jachtensteiger. In andere havens lagen we tegen met grote tractorbanden beklede kades en probeerden we in overleg met de havenmeester of lokale vissers een plekje te vinden waar we niet in de weg zouden liggen. Dat lukte altijd. 

Siglufjordur is de stad van het ‘haringavontuur’. Hier werden tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw werkelijk onvoorstelbare hoeveelheden haring aan wal gebracht en verwerkt. Nadat de zee echter volledig was leeggevist verdween de haringindustrie weer zo snel als ie was opgekomen. Het was niet bepaald een duurzame bedrijfstak.

Whale watching in Husavik

Husavik
Als we uit Siglufjordur richting Husavik vertrekken waait de wind weer stevig uit het oosten. Precies de kant die we opmoeten. We hebben er voor gekozen met de klok mee rond IJsland te zeilen. Dat heeft het voordeel dat je dan het meeste stroom mee hebt. De overheersende oostenwind is bovendien over het algemeen zo zwak dat het niet zo’n probleem is daar tegenin te moeten. Wij hebben echter langs de hele noordkust tegen een behoorlijk forse oostenwind moeten opboksen. Gelukkig is het niet zo’n lange trip van Siglufjordur naar Husavik. Onderweg zien we tegen de kust de spuiters van waarschijnlijk bultruggen. We krijgen de walvissen zelf jammer genoeg niet te zien, terwijl dit er wel de plek voor is. Husavik is namelijk hét whale watch centrum van IJsland. De kotters waarmee de whale watch tochten worden gemaakt varen er af en aan. 

Zwavelvelden in noord IJsland
Wij gebruiken Husavik als uitvalsbasis om een paar dagen de wal op te gaan voor een tocht door het binnenland. We pakken onze kamperspullen in, stouwen alles in een stoere 4-wheel drive en vertrekken voor een rit die ons na een lange dag aan de oevers van Myvatn brengt, het muggenweer. We vinden er een kampeerplekje met uitzicht op het meer. We hadden immers nog geen water gezien … Myvatn ligt in een actief vulkanisch gebied met zwavelvelden, hete bronnen en indrukwekkende explosiekraters. Het meer zelf is een waar vogelparadijs. Het is al laat als we na twee prachtige dagen op de auto weer op de kade van Husavik parkeren. 

Zeilen met de Haukur
De volgende dag worden we door één van de whale watch schippers uitgenodigd om mee te zeilen met de schoener Haukur. Dat laten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen. De Haukur is een prachtig schip. De zeiltocht zelf stelt jammer genoeg, door een hardnekkig gebrek aan wind, niet zo veel voor, maar de prachtige waarneming van een bultrugwalvis maakt dat meer dan goed. 

In potdichte mist motoren we een dag later naar Grimsey. Dit kleine eilandje – er wonen hooguit 100 mensen - ligt op de poolcirkel en is een waar vogelparadijs. De bewoners van Grimsey oogsten de eieren van de duizenden in de kliffen nestelende zeevogels. Overal langs de kliffen zien we de touwen waarlangs zij zich laten afzakken om bij de nesten te komen. Er werden zoveel eieren geraapt, dat dit het voortbestaan van de vogels bedreigde. Sinds er echter afspraken zijn gemaakt over hoeveel eieren geraapt mogen worden, stabiliseren de populaties van de zeevogels zich weer.

Papegaaiduikers op Grimsey

Als we Grimsey na een dag struinen weer achter ons laten, hebben we weer een lange ruk voor de boeg. Het doel is Raufarhofn, aan de noordoostkust van IJsland. Het wordt een ruige, en omdat we weer moeten kruisen - we maken slagen tot boven de poolcirkel - ook lange tocht. De wind trekt steeds verder aan. Gelukkig weten we voordat het echt losbarst de veilige haven te bereiken. Maar we komen in Raufarhofn wel, voor het eerst deze trip, verwaaid te liggen. Het is echt beestenweer: het stormt, het regent onophoudelijk en het is bitter koud. Gelukkig heeft Raufarhofn, zoals elke bewoonde vlek in IJsland, een zwembad. We genieten er van een heerlijke warme douche, het heerlijk warme water in het zwembad, het hete water in de hotpots en warmen daarna nog wat verder op in de sauna. Dat hebben die IJslanders toch wel goed bekeken. 

Seydisfjordur: de cirkel is rond

Seydisfjordur
Als de wind is geluwd gaan we op weg naar onze laatste haven in IJsland: Seydisfjordur. Dit haventje ligt helemaal aan het einde van een diepe fjord aan de IJslandse oostkust. Het landschap is erg mooi, maar vaak onzichtbaar door de hardnekkige ‘oostkust mist’. Deze mist ontstaat doordat langs de IJslandse oostkust een warme en een koude zeestroming elkaar ontmoeten. 

We gebruiken Seydisfjordur als uitvalsbasis voor een autotrip naar de zuidkust van IJsland. Daar zijn namelijk geen havens die je, zonder plaatselijk bekend te zijn, veilig kunt aanlopen. En we willen de zuidkust toch graag zien. Nadat we weer onze kamperuitrusting in een ditmaal piepklein huurautootje hebben gewurmd, gaan we op pad. We slingeren langs diepe fjorden zuidwaarts. Dan verandert het landschap. 

Op de Vatnajokull
De fjorden maken plaats voor sandrs: onafzienbare zandvlaktes opgebouwd door het zand dat met smeltwater van de gletsjers wordt meegespoeld. Vooral wanneer vulkanen onder het ijs uitbarsten, kunnen zich enorme hoeveelheden smeltwater ophopen. Als die eenmaal door het ijs breken dan spoelen tonnen water complete wegen en bruggen weg en worden ook enorme hoeveelheden zand afgezet. We kamperen aan de voet van de Vatnajokull, die met een oppervlakte van ruim 8000km2 de grootste gletsjer op aarde is, de ijskap van Groenland niet meegeteld. De volgende dag maken we onder begeleiding van een gids een tocht over gletsjer en vergapen we ons aan een wonderlijke ijzige wereld. 

Terug in Seydisfjordur treffen we de bemanningen van twee andere jachten. We zijn er helemaal niet meer aan gewend andere zeilers om ons heen te hebben. Maar het is wel gezellig. Buiten stormt het intussen, maar daar merken we in het fjord weinig van. Als de wind luwt, besluiten niet alleen wij, maar ook onze Noorse en Ierse vrienden om aan de oversteek naar de Faeroer te beginnen. We klaren uit, en maken de Vlieger klaar voor weer enkele dagen op zee. De cirkel is rond.

De steven weer zuidwaarts

We hebben wederom geluk, want er staat een mooie noordwester. Jammer genoeg kakken zowel de wind als de snelheid steeds verder in. Uiteindelijk starten we de motor. Na ruim 2 etmalen en met 300 mijl op het log lopen we Torshavn binnen. We blijven net als op de heenweg maar kort op de Faeroer en buiten het gunstige weer uit om naar de Shetlandeilanden over te steken. 

Geankerd bij Mousa, Shetland

Daar blijven we vervolgens ruim een week hangen. We zoeken mooie ankerbaaitjes op, maken mooie wandelingen, treffen Dick en Elly Koopmans in Lerwick en bezoeken vrienden op Fair Isle. En dan gaan we echt aan de laatste ruk beginnen. We maken nog een pitstop in Peterhead om wat boodschappen aan te vullen en beginnen dan aan de oversteek naar Den Helder. Met een wind die hardnekkig in het zuiden blijft zitten, leggen we de bijna 400 zeemijlen in een kleine 3 etmalen af. Bij het krieken van de dag lopen we Den Helder binnen. Enkele dagen later knopen we de Vlieger weer vast in haar eigen box in de Houtribhaven. We hebben een droom waar gemaakt. 

Dit reisverslag is een bundeling van de blogposts die we onderweg schreven. We schreven over deze bijzondere reis ook een verhaal in Zeilen.